Bezoek aan Zadar.Oude verhalen - Deel V - pagina 1 - pagina 2 Mocht een mijner lezers ooit Zara (Zadar) bezoeken, dan wens ik hem toe, dat hij daar per boot aankomt, in het begin van de Herfst, met mooi fris weer, liefst 's morgens, als de zwevende nevels wegsmelten voor de stralen van de rijzende zon. Een voor een zal hij dan de eilanden, die het kanaal van Zara (Zadar) vormen, uit de wijkende morgennevel zien opdoemen en weldra vertoont zich aan zijn blik de blanke stad zelf, binnen haar muren omsloten, en die fier haar vele torens en spitsen ten hemel heft. De stad slaapt nog en de kaaien zijn ledig: enkele pandoeren, geheel met zilver en blinkende muntstukken bedekt, de rode muts met gouden pailletten op het hoofd zitten op de oever,roken hun kersenhouten pijp en kijken naar ons vaartuig . Achter ons laat zich een eigenaardig geluid horen: terwijl wij omzien bespeuren wij twee grote inlandse vaartuigen, met hun eenvoudige lijnen, hun rood en zwart geverfde voorsteven waarop nevens andere figuren twee grote fantastische ogen geschilderd zijn. Zachtjes door de morgenwind voortgestuwd, voeren deze vaartuigen een honderdtal vrouwen en jonge meisjes van de naburige eilanden naar de stad. Een nieuwe wereld, de wereld van het Oosten, gaat voor ons open. Wij treden de stad binnen door de poort van San-Chrysogone, een Romeinse poort, in de venetiaanse muur gevat, waarop de republiek haar fier blazoen met de leeuw van Sint-Marcus heeft gebeiteld. De straten van de stad zijn recht en snijden elkander rechthoekig. Men gevoelt aanstonds dat Zara (Zadar) een militaire stad is, weleer een der hoofdbolwerken tegen de Turken en de Hongaren en telkens aan de aanvallen der vijandelijke naburen bloot stond. Wij nemen onze intrek in het Capello-Nero, een klein hotel, waarvan de met wijngaarden beplante binnenplaats aan Venetië herinnert. Naar onze gewoonte, gaan wij, zonder vooraf vastgesteld plan,de stad in op een ontdekkingsreis. Eerst naar de markt. Hier is de algemene verzamelplaats der landlieden uit het binnenland van Dalmatië en van de vrouwen van de eilanden. De klederdrachten zijn vol karakter en van bijna oneindige verscheidenheid. Elk district heeft zijn eigenaardig kostuum, elk dorp zijn eigen mode. Bijna alle vrouwen dragen witte linnen hemden, op de borst en de mouwen versierd met fraaie gekleurde borduursels. Over dit hemd dragen zij een overrok zonder mouwen, donkerblauw van kleur, van voor open en versierd met gele, rode, donkergroene oplegsels. De zakken prijken met zonderlinge borduursels van kleine witte schelpen en pailletten. De koperen gordel is bezet met talloze zilveren knoppen; het voorschoot gelijkt een duizendkleurig tapijt van Khorassan. Het reikt tot aan de knieën, en is van onder voorzien van een lange franje van de zelfde kleur en stof.Kousen of beenkleden van dezelfde stoffage, met de hand geweven, bedekken ten dele de opanké, het schoeisel der Slaven, uit schapenvel vervaardigd, dat aan de voet met strooien koorden wordt vastgebonden. Om de hals prijken een aantal kettingen, die vrij laag op de borst afhangen, en deels uit glaskoralen, deels uit muntstukken, uit amuletten, ruwe turkooizen en allerlei andere stenen bestaan. De jonge meisjes vooral bedekken het hoofd met de rode muts, met goudgalon en gouden pailletten; anderen dragen een grote witten sluier of huive, die met een punt tot op het midden van de rug afhangt en met een breed rood lint omzoomd is. Dit is het algemene type maar ten aanzien van bijzonderheden en kleur zijn daarin zoveel afwijkingen en verscheidenheden dat het geheel de indruk maakt van een groot mozaiek. De dames van de stad komen, door hun dienstbode gevolgd, naar de markt om hun inkopen te doen. Hun Westerse, moderne klederdrachten vormen een scherp contrast met de kostumen van de landbewoners. De marktplaats zelf maakt niet veel indruk. Zij is eerst in latere tijd aangelegd en bebouwd: de stijl is een verbasterd Gothisch, met Byzantijnsche elementen vermengd, zoals dat ook nog te Venetië in zwang is. Aan een der hoeken staat,zoals op de meeste Italiaanse markten, een kolossale antieke zuil, volgens zeggen, afkomstig van een tempel van Diana, waarvan men nog de overblijfselen ziet in de tuin der artilleriekazerne. Op de zuil staat de leeuw van Sint-Marcus met gebroken vleugels. Het voetstuk bestaat, evenals dat van de zuil van de Piazzetta, uit trappen.In Verona, Vicenza en Venetië, hangt nog op manshoogte aan de zuil, de ijzeren ketting van het brandmerk voor de bankroetiers. Men was destijds nog naïef genoeg, een bankroetier als een misdadiger te beschouwen. Wij zijn sedertdien vooruit gegaan. Een vriendelijk voorbijganger biedt zich welwillend aan om mij te gidsen, en met hem bezoek ik achtereenvolgens vijf of zes kerken: de dom Sint-Chrysogonus, Sinte-Anastasia, Sinte-Maria, Sint-Simeon, Sint-Franciscus, en enige kloosters. De dom verdient ten volle de belangstelling: hij dagtekent uit de dertiende eeuw, is uitnemend bewaard gebleven en wordt goed onderhouden. In Lombardische stijl gebouwd, vertoont hij veel overeenkomst met de kerk San-Zenone te Verona. Evenals de meest oud-Lombardische basilieken, heeft ook deze dom drie schepen, ieder met een afzonderlijke ingang. De kerk is zeker een der merkwaardigste overblijfselen van de oudchristelijke bouwstijl in Dalmatië. De hoofdgevel staat geheel vrij; ook in een zijstraat bevindt zich een zeer fraaie gevel. Aan het altaar ziet men een hoogst merkwaardig beeldwerk, dat mij toescheen afkomstig te zijn uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. De eerste steen van deze dom werd gelegd door de Doge Enrico Dandolo, na de verovering der stad door de Venetianen en de Fransen, bij de aanvang van de vierde kruistocht. De kerk van Santa-Maria is mede een zeer fraai gebouw, met een ruim voorplein; zij behoort tot een Benediktijner klooster, dat in de elfde eeuw werd gesticht door de zuster van Cresimus, Koning van Kroatië. Een oude toren, evenwel van veel jongere datum en in Lombardische stijl gebouwd, dankt zijn stichting aan Koloman, Koning van Hongarije, die Dalmatië veroverde. Al voortwandelend door deze lange rechtlijnige straten, door de ingenieurs der zestiende eeuw aangelegd, komen wij op de Piazza de'Signori, die nog zeer goed onderhouden is en herinnert aan soortgelijke pleinen in de steden van Opper-Italië. Het niet zeer ruime plein is vierkant, het prijkt met twee monumentale gebouwen, waarvan het een, tegenwoordig tot bibliotheek dient en blijkbaar vroeger werd gebruikt voor de bureaus van de proveditor-generaal en de zittingen van de afgevaardigden. Daar werden de wetten afgekondigd en de rechterlijke uitspraken en vonnissen aan den volke bekend gemaakt. Het heeft een ruime loggia met drie gesloten bogen, in een strenge, sobere stijl, overeenkomstig deze van Palladio. Het inwendige is naakt en koud en van de vroegere versiering is niets meer overgebleven dan een reusachtige schoorsteen en een stenen tafel door heraldieke griffioenen gedragen en met het opschrift: Hic regimen purum magnaque facta manent. Het beeldwerk in deze zaal verraadt de meesterhand; in de vakken der wanden vermelden opschriften de namen der proveditoren. Boven de boekenkasten, te hoog om goed gezien te kunnen worden, hangen portretten en kopieën van Tintoretto, waarschijnlijk geschenken van senatoren. Een zekere hoogleraar aan de universiteit van Turijn, geboren in Zara (Zadar) Dr. Paravia, heeft zijn bibliotheek aan zijn vaderstad ten geschenke gegeven. Zij is thans geplaatst in deze ruime zaal. Wij werden hier zeer vriendelijk ontvangen door de bibliothecaris, de heer Simeone Ferrari Cupich. Vlak tegenover de Loggia staat de hoofdwacht, door Sammicheli gebouwd, maar tegenwoordig ontsierd door een toevoegsel uit de achttiende eeuw. Op het plein bevindt zich ook nog het voornaamste koffiehuis van de stad, waar de Oostenrijkse officieren plegen bijeen te komen. Deze Piazza is het hart van Zara; het Corso loopt er op uit en op sommige uren van de dag is het hier buitengewoon druk en levendig. >>> pagina 2 |