Fiume - RijekaOude verhalen - Deel I - pagina 2 - pagina 3 De belangrijkste stad aan de golf, met inbegrip van de steden op de eilanden, is Fiume (Rijeka). De kust noordwaarts van kaap Promontore (Premantura) is aanvankelijk naakt en dor; bij de landpunt van de Monte-Maggiore (Ucka) neemt zij een vriendelijker karakter aan; en zodra ge het kanaal van Farasina zijt doorgevaren, maakt de geheele streek, van Moschenizza (Moscenice) tot Fiume (Rijeka), door het eiland Cherso (Cres) tegen de wind gedekt, de indruk van een grote bloeiende tuin. Maar deze buitengewone vruchtbaarheid houdt geen stand: als ge verder langs de kust vaart naar Novi en Segna (Senj), komt de oude dorheid en woestheid weder, en ziet ge niets dan een grauwe kust en naakte rotsen. Van buiten zou men Fiume (Rijeka) allicht voor een grote stad aanzien: dit is echter een illusie, die, bij meer nauwkeurige beschouwing, spoedig verdwijnt. Die witte stad, aan de oever eenr fraaie golf, aan de voet van hooge bergen, verrast de reiziger door haar reeks van trotse huizen, paleizen schier, die zich langs de breede kaai verheffen. Haar ruime en gemakkelijke haven, haar uitgestrekte werven en grootse magazijnen, dit alles geeft de indruk van een bloeiende, rusteloos werkzame stad, in volle ontwikkeling en snelle vooruitgang. De openbare gebouwen en monumenten zijn edel en indrukwekkend van stijl; het Corso is breed en goed aangelegd; hier ziet ge een smaakvol aangelegd plein; elders ruisen overvloedig springende fonteinen: overal ruimte, licht, grote afmetingen. Ondanks de grote natuurlijke voordeelen der ligging—Fiume is de natuurlijke haven voor Hongarije, het Banaat en Kroatië, allen hetzij koren- hetzij bosrijke lande;—heeft de stad toch niet aan de verwachting der Hongaren beantwoord, ook niet nadat men haar door spoorwegen met Agram (Zagreb) en Laibach (Lubjana in Slovenie) verbonden heeft. De oostenrijksch-hongaarsche regeering heeft zich de zwaarste offers getroost om haar te verfraaien en haar een goede haven te bezorgen. Desniettemin verkeert de handel, ook volgens officiëele opgaven, hier in kwijnende toestand en neemt de in- en uitvoer af. In de andere steden langs de kust, die wij bezocht hebben eer wij te Fiume (Rijeka) kwamen, herkent men nog altijd onder het officiëele masker, door de tegenwoordige regering voorgebonden, de oude venetiaanse kolonie, waar de republiek, na een heerschappij van vier of vijf eeuwen, niet alleen onmiskenbare sporen en karakteristieke monumenten heeft achtergelaten, maar ook aan alles, aan mensen en dingen, dat onuitsprekelijk bevallige en bekoorlijke gegeven, dat in Italië wel in de lucht schijnt te zitten en een onvervreemdbaar erfdeel van dat gezegend land en zijne kinderen is. Hier daarentegen is, althans voor het uiterlijke, alles hongaarsch: hier vindt ge het Corso Deak, het plein Adamich, de Kossuthstraat, enz. De brouwerijen zijn monumentale gebouwen; vlugge, handige buffetmeisjes met nette voorschoten, en muziekanten met zwarte rokken zouden u in de waan brengen dat ge u te Pesth (Budapest) bevindt. Even als te Wenen en in Hongarije, is ook hier met ieder hotel een restauratie verbonden; de regeling van de etensuren is dezelfde als daar ginds, en in de koffiehuizen ziet ge aan bijna ieder tafeltje kaartspelers, even als in de magyaarse bierhuizen. De aanplakbiljetten en de opschriften op de uithangborde zijn in het hongaars gesteld; tegen de muren kunt ge soms grote papieren geplakt vinden, waarin de kiezers, met hartstochtelijke opgewondeheid, worden aangespoord om toch vooral te zorgen, dat het bestuur der stad niet in duitse of italiaanse handen geraken. Maar er zijn twee steden te Fiume (Rijeka): de oude stad, die zich eensklaps onthult als ge de poort van het Corso uitgaat; en deze moderne stad, waar de reizigers aan wal stappen, en wier straten, evenwijdig lopende met de kaai, op zee uitzien. >>> pagina 3 |