Dalmatische geschiedenis.Oude verhalen - Deel IV - pagina 5 - laatste pagina van deel IV Tegenwoordig heeft iedere stad haar gemeenteraad, die belast is met de zorg voor de stoffelijke en zedelijke belangen der burgerij. De behartiging van de algemene belangen van het land is opgedragen aan de Landdag van Dalmatië, een vertegenwoordigende vergadering, waarvan de leden gekozen worden en die te Zara (Zadar) bijeenkomt. De Landdag vaardigt enigen van zijn leden af naar de Rijksdag te Wenen; de bijzondere belangen van Dalmatië worden dus ook in de hoogste regeringscolleges der monarchie vertegenwoordigd. De zittingen van deze vergadering te Zara (Zadar) kunnen soms onstuimig genoeg zijn, wanneer de politieke hartstochten der verschillende partijen worden opgewekt. In de Landdag van Dalmatië staan, even als in deze van Istrië, drie partijen tegenover elkander: de Italiaanse partij, de Slavische partij en de Duitse partij. Elk van deze drie maakt voor zich aanspraak op de heerschappij. De grote intellectuele en staatkundige beweging, in de laatste jaren voornamelijk van Agram uitgegaan en de oprichting van een Slavische universiteit, hebben de Slavische partij aanmerkelijk versterkt en een vaste bodem voor haar streven geschapen. De Slavische idee ligt ten grondslag aan de herhaalde bewegingen en opstanden in de aangrenzende Turkse provinciën. Van haar kracht bewust, streeft zij er naar, zich een vaste vorm te verschaffen, uitdrukking te vinden, tot werkelijkheid te worden. Het zou een roekeloze verblinding zijn, dit niet te zien, en gevaarlijke zelfmisleiding het gewicht van deze verschijnselen te miskennen. Blijkbaar woelt en werkt in de gemoederen van deze bevolkingen het denkbeeld van een Slavische eenheid en wellicht is de dag niet zover meer, waarop de Slaven in Bohemen en Moravië, of althans die in Kroatië, Servië, Bosnië, Herzegovina, Dalmatië, Bulgarije en Montenegro, alle onderlinge verdeeldheid vergeten en de slagbomen, die hen nu nog scheiden, verbreken, zich onder de banier van één hoofd zullen scharen en met haastige schreden zullen jagen naar de verwezenlijking van een ideaal, waarvoor men nog niet durft uit te komen, maar dat geen geheim kan zijn voor iedereen die met enige aandacht de stemming der bevolking in deze gewesten heeft gadegeslagen. Niemand kan zeggen, hoelang het nog zal duren eer de grote Slavische beweging zulke kolossale afmetingen zal aannemen en een overweldigende macht zal worden. Om haar einddoel te bereiken zal zij zeer geduchte vijanden moeten overwinnen en een harde kamp dienen te voeren. Voor meer dan één Europese staat geldt het hier inderdaad de kwestie van te zijn of niet te zijn. Welke houding zal Rusland, Oostenrijk tegenover deze beweging aannemen? Van welke invloed zal zij zijn op de naaste toekomst van het vermolmde rijk der Osmanlis ? Ziedaar vragen, waarin wij ons nu niet willen verdiepen en waarop het ook onmogelijk is thans een antwoord te geven. Dit is zeker: even als Europa een Italiaanse en een Duitse kwestie gekend heeft waarvan de tijdelijke of definitieve oplossing op stromen bloed en tranen is komen te staan zo zal het ook weldra een Slavische kwestie leren kennen die niet minder beroeringen, omwentelingen en oorlogen in haar schoot verbergt. Ieder ziet en gevoelt dit zonderling echter is het, dat zij die, waar het de unificatie van Duitsland, of liever de onderwerping van Duitsland aan Pruisen gold, elk middel geoorloofd vonden, die verraad en onrecht, geweld en roof toejuichten, mits ze maar bevorderlijk waren aan het grote doel. Dat diezelfde lieden, voor wie het recht der Duitse eenheid boven alle bedenking stond, en elk ander recht beheerste, nu aan de Slaven het recht betwisten, het hun gegeven voorbeeld na te volgen en op hun beurt naar nationale en politieke eenheid te streven ! Dat de verwezenlijking van dit Slavische ideaal voor Pruisen-Duitsland minder aangename gevolgen zou kunnen hebben, is toch op zichzelf geen reden waarom het streven der Slaven ongeoorloofd moet worden genoemd? Van historisch recht mag hier geen sprake zijn. De moderne staatslieden en rechtsgeleerden hebben ons immers sedert lang aangetoond en metterdaad bewezen dat dit niet bestaat? (dit is de laatste pagina van Deel IV) |