De baai van QuarneroOude verhalen - Deel I - pagina 1 - pagina 2 Met de naam van golf van Quarnero (Kvarner), of wel enkel Quarnero, bedoelt men de geheele watervlakte tussen Istrië, te beginnen bij kaap Promontore (Premantura), en de kust van Kroatië tot nabij Zara (Zadar). In de Quarnero (Kvarner) liggen vijf grote eilanden en een menigte eilandjes en klippen. Deze vijf eilandendragen de namen van Cherso (Cres), Ossero (of Lussine)[nu Losinj genoemd, enkel een dorpje dat de verbinding tussen Cres en Losinj vormt noemt Osor], Veglia (Krk), Arbe (Rab) en Pago (Pag); zij bevatten allen een of meer kleine stedenn en een aantal dorpen. De kanalen tussen die eilanden en de kust leveren voor de scheepvaart dikwijls ernstige gevaren op, vooral bij het heersen van de bora, de plaag van deze kusten. Van Triëst kan men op tweeërlei wijze Fiume (Rijeka) en de golf van Quarnero (Kvarner) bereiken. Een spoorweg, die het plateau van Karst doorsnijdt, verbindt de beide steden, en brengt u in zeven uren van Triëst aan de oever der golf. Een tweede middel van vervoer is de stoomboot, die van Triëst naar Pola (Pula), en verder, deels langs de oostkust van Istrië, naar Fiume (Rijeka) vaart, Maar wie van Fiume (Rijeka) verder wil gaan, zal daartoe bezwaarlijk gelegenheid vinden, tenzij hij een eigen boot huurt en uitrust om van het een eiland naar het andere te zeilen. Hieraan zijn echter bezwaren verbonden, die niet te licht mogen worden geteld. Vooreerst kost de huur en uitrusting van zulk een boot, het loon der bemanning daaronder begrepen, veel geld; daarbij is goed weer een onontbeerlijk vereiste, en moet men ook eenigszins aan dergelijke tochten op zee gewend zijn. Die in de kuststeden op de stoomboten wil wachten, moet over veel tijd kunnen beschikken, want die booten varen, in elke richting, maar eens in de week. De Quarnero (Kvarner) staat in een zeer slechten roep: de kustbewoners van de Adriatische-zee, ervaren en onverschrokken zeevaarders, zo als men weet, noemen de naam dier golf niet dan met zekeren schrik; de oude historieschrijvers zien in dien naam zelf een toespeling op de bij uitstek kwade faam van dit vaarwater: carnivoro, vleesetend, verscheurend. Wat hiervan zij, een enkele blik op de kaart is voldoende, om deze noodlottige reputatie der golf alleszins begrijpelijk te maken. De Quarnero (Kvarner) is, zoals ik zei, bezaaid met een menigte eilanden en klippen, die fragmenten schijnen van een door het water half verzwolgen, en door de bora uitgedroogde en verschroeide bergketen. In de talrijke engten en kanalen tussen de kust en die eilanden, wordt de wind opgevangen, juist als in de hals van een omgekeerde fles. De zuid-oosten winden, die de golven van Venetië en Triëst kunnen teisteren, vinden daar althans een ruim veld voor zich en verliezen daardoor veel van hun kracht: maar in de Quarnero (Kvarner), waarin zij door het nauwe kanaal Della Morlacca doordringen, stuiten zij dadelijk tegen de bergwanden van de Karst en tegen de hooge oevers van Istrië; zij vallen dan met verdubbelde kracht op de eilanden terug en brengen de opgezweepte wateren in de geweldigste beroering. De stormen woeden hier met zo hevige kracht, dat zelfs de ervarenste matrozen het dan niet zullen wagen, de kanalen over te steken, maar een toevlucht zoeken in de zogenaamde valleien of vluchthavens, die door de eilanden gevormd worden, waar het water diep en de ankergrond veilig is. De golf is bij uitnemendheid visrijk: niet alleen de bewoners der eilanden, maar ook de vissers van Ghioggia, aan de italiaansche kust, komen hun deel van deze overvloed halen. Deze laatsten verschijnen hier in November en blijven tot Pasen; zij verlaten hun eiland, waar de visvangst minder voordeelig is, en brengen de winter in deze wateren door. Eens terwijl ik te Venetië vertoefde, was ik getuige van het vertrek der vloot van Chioggia: dit is een van de meest belangwekkende toneelen, die men langs de noordelijke kusten der Adriatische-zee aanschouwen kan. Vijftig tot zestig grote schuiten, bragozzi, genoemd, ieder met tweehonderdvijftig koppen bemand, verlaten het eiland en varen naar de overzijde der golf. De gevangen vis wordt echter niet op de plaats zelf verbruikt of verkocht; beurtelings gaan eenige vaartuigen uit de vloot naar Chioggia en Venetië terug, om de buit te verkopen: het totaal der vangst, gedurende het geheele seizoen, bedraagt gemiddeld vierhonderd-duizend pond, vertegenwoordigende een waarde van honderdvijftig-duizend francs. De vissers van Fiume (Rijeka) leven mede van de golf: te Prelucca en te Buccari oefenen zij de tonijnvangst uit; deze tonijnen worden vervolgens gezouten en naar het buitenland verzonden. Een eigenaardig product der golf zijn ook de scampi, een soort van kreeften, die hier zeer geliefd zijn en bij feestelijke gelegenheden met rizzotto gegeten worden; deze soort komt, behalve hier, enkel in de noorweegse fjords voor. >>> pagina 2 |