Dalmatische geschiedenis.Oude verhalen - Deel IV - pagina 4 - pagina 5 Eerst bij het traktaat van 6 september 1669 echter, dat door de afstand van het eiland Kandia een einde maakte aan de langdurige oorlog tussen de Turken en de Venetianen, werd door Turkije de soevereiniteit erkend van de republiek over het ganse kustland van Cattaro tot aan de golf van Triëst. Van weerszijden worden gevolmachtigden benoemd tot regeling van de grensscheiding. De heerschappij van Venetië duurde, ondanks de pogingen van enkele oproerige steden om het vreemde juk af te schudden, driehonderdvijftig jaar, tot op het traktaat van Campo-Formio,dat op 17 oktober 1797 werd gesloten. Daarbij werden Istrië, Dalmatië, de voormalige Venetiaanse eilanden in de Adriatische Zee, Cattaro en Venetië zelf aan de Keizer-Koning van Duitsland afgestaan. De Oostenrijkse heerschappij duurde echter ditmaal niet lang. Reeds op 9 februari 1806, bij het traktaat van Presburg, werd Dalmatië aan Frankrijk afgestaan. Napoleon lijfde het land bij het koninkrijk Italië in, en schonk aan de maarschalk Soult de titel van Hertog van Dalmatië. In juli 1809 drongen de Oostenrijkers het land binnen maar bij de vrede van Wenen werd het opnieuw aan Frankrijk afgestaan. Nu werd het echter van Italië gescheiden en van 1809 tot 1814, met de andere door Oostenrijk overweldigde en onder de naam van Illyrische provinciën verenigde gewesten, bestuurd door gouverneurs-generaal, die hunne residentie te Laibach hadden. De eerste van deze stadhouders was Marmont, begiftigd met de titel van Hertog van Ragusa. Na de val van Napoleon werd het land, door de traktaten van 1815, terug aan Oostenrijk teruggegeven, waartoe het tot heden behoort. Het koninkrijk Dalmatië is in vier kreitsen verdeeld, die elk een zeker aantal districten bevatten.De hoofdstad van het land is Zara (Zadar), tevens de residentie van de stadhouder, tegenwoordig Baron Rodich, in wiens handen zowel het burgerlijk als het militair gezag berust. De vier kreitsen dragen, naar de hoofdplaatsen, de namen van Zara (Zadar), Spalato (Split), Ragusa en Cattaro. Tot de kreits van Zara (Zadar) behoren de eilanden Pago (Pag) en Arbe (Rab), en voorts de districten Zara (Zadar), Obbrovatz, Knin, Scardona, Dernis en Sebenico. De kreits van Spalato (Split) bevat de districten Spalato (Split), Trau, Sign, Almissa, Smorchi, Brazza, Lissa, Macarsca en Fort-Opus. Tot de kreits van Ragusa behoren de districten Curzola, Sabioncello, Slano, Ragusa en Oud-Ragusa en tot de kreits van Cattaro de districten van Castel-Nuovo, Cattaro en Budua. Zara (Zadar) telt tweehonderdvierennegentig gemeenten; Spalato (Split), tweehonderdeenevijftig; Ragusa, honderdveertig en Cattaro, honderdvier. Tegen het einde van het Venetiaanse bestuur telde Dalmatië tweehonderdtweeenvijftigduizend inwoners.Toen de maarschalk Marmont een volkstelling liet houden, schatte hij de bevolking op tweehonderdvijftigduizend zielen, die bijna allen de katholieke godsdienst beleden. De aanhangers der Griekse kerk schatte hij op niet meer dan een tiende van het geheel. In 1838 bedroeg het totale cijfer van de bevolking ruim driehonderdvijftigduizend. De verhouding tussen de Slaven en de Italianen was toen driehonderdveertigduizend op zestienduizend, bijna allen kustbewoners. In 1844 werd de bevolking op vierhonderdendrieduizend zielen geschat terwijl de laatste opgaven een cijfer aangeven van ruim vierhonderdvijftigduizend. Er is dus ontegensprekelijk vooruitgang. Niettemin is de bevolking gering in verhouding tot de uitgestrektheid van het land. Venetië oefende haar gezag uit door middel van beambten, die naar Dalmatië gezonden werden om in naam van de republiek en de Senaat het bewind te voeren. Zij droegen de naam van proveditoren en waren zowel met het burgerlijk als het militair gezag bekleed. Naargelang de belangrijkheid der stad voerden zij de titel van graaf, gouverneur, kapitein of burchtvoogd, maar zij stonden allen onder de bevelen van de proveditor-generaal, die rechtstreeks briefwisseling voerde met de Senaat en de Doge. Te Zara (Zadar) en te Spalato (Split) werden deze proveditoren in het bestuur bijgestaan door een raad van drie patriciërs, uit Venetië gezonden. Maar daar de republiek nimmer haar stelsel van argwanende controle liet varen, en daar zij haar koloniën wenste te beschermen tegen mogelijk misbruik van macht van de zijde van deze proveditoren, werd telkens om de drie jaar een buitengewone commissie, bestaande uit drie senatoren, afgevaardigd om een algemeen onderzoek in te stellen en tevens aan allen, die meenden zich over handelingen van het bestuur te moeten beklagen, gelegenheid te geven, die klachten persoonlijk in te brengen. Deze buitengewone commissarissen traden met grote staatsie en veel vertoon van indrukwekkende macht op. Tot hun gevolg behoorde ook de beul, in het rood gekleed en met het zwaard in de hand. Later werd vooral op aandrang der proveditoren, de taak van deze commissie enigszins gewijzigd. >>> pagina 5 |