De Uskoken in SenjOude verhalen - Deel II - pagina 3 - pagina 4 Aanvankelijk tastten de Uskoken alleen de Turken aan en ontzagen de Christenen: de Porte protesteerde. Aangezien Venetië aanspraak maakte op de heerschappij van de Adriatische Zee, moest zij ook zorgen voor de veiligheid van de golf en bovendien bestonden er tussen Turkije en de republiek traktaten, waarbij de veiligheid van het verkeer ter zee gewaarborgd was. Venetië beriep zich op Keizer Ferdinand, die de uitgewekenen onder zijn bescherming had genomen; deze vaardigde wel de nodige bevelen uit, maar men stoorde zich daar niet aan want inderdaad vermocht schier niemand iets tegen deze piraten, die door de natuur zowel tegen hun vijanden als tegen hun beschermer beveiligd werden. De republiek rustte galeien uit en elke Uskoke, die gevangen werd genomen, werd aan de raas opgehangen, om zodoende aan de Verheven-Porte te tonen dat men acht sloeg op haar vertogen; zelfs werden enkele piraten naar Venetië gevoerd en op het Sint-Marcusplein in ijzeren kooien tentoon-gesteld. Hun aantal, bereids door enige vluchtelingen vermeerderd, bedroeg toch ternauwernood vijfhonderd maar stilaan voegde het uitschot van allerlei volken zich bij hen: boosdoeners uit het Duitse Rijk, Turkse afvalligen, Italiaanse valsmunters en anderen, die in de staatkundige partijschappen van Venetië waren betrokken geweest, sloten zich aan bij dit handvol bandieten. Segna (Senj) werd een waar roversnest en er kwam een ogenblik dat de blikken van heel Europa op deze kleine vlek in de golf van Quarnero (Kvarner) waren gevestigd. Zelfs de Koning van Frankrijk beklaagde zich bij de regering van Venetië over de beledigingen t.o.v. de Franse vlag. Ontuchtige vrouwen uit allerlei natiën en stammen die Dalmatië bewoonden, stroomden talrijk naar dit rovershol toe. Zij leidden daar een gemakkelijk leven, hadden aan niets gebrek en verbonden zich aan deze piraten.Als het bij de terugkomst van een rooftocht bleek, dat de echtgenoot van een dier vrouwen was achtergebleven, dan werd aldra een nieuwe verbintenis gesloten, ook al was men nog in het onzekere omtrent het lot van de vroegere gemaal. Was een Uskoke gestorven, dan nam een ander zijn vrouw , zijn kinderen en zijn woning in bezit. De vrouwen kleedden zich in het rood en tooiden zich met geroofde sieraden en kostbare stoffen van het Oosten, door de bandieten op hun strooptochten meegevoerd. De vroegere bewoners van Segna (Senj) werden door het algemeen zedenbederf meegesleept. Aanvankelijk was er een bijzondere wijk tot verblijf voor de Uskoken aangewezen.Stilaan echter kwam de hele stad in hun macht en de aanzienlijkste burgers namen piraten in hun dienst, die de rooftochten meemaakten en hun meesters een deel van de buit brachten. Weldra was geheel de omliggende streek in een woestijn herschapen, waar niets meer te plunderen viel. Om buit te veroveren zouden zij zich nu te ver op vijandelijk gebied hebben moeten wagen.Daarom kozen zij thans bij voorkeur de zee tot toneel van hun werkzaamheid. De golf niet alleen, maar geheel de Adriatische Zee stond op dien tijd onder een waar schrikbewind. De Senaat van Venetië bepaalde dat de schepen, met bestemming naar het Oosten, voortaan bij wijze van konvooien zouden gaan, onder geleide van gewapende galeien. de Turken van hun kant deden hetzelfde of vermeden de golf. De piraten tastten nu de eilanden aan, die eerlang mede verlaten werden. De onversaagde scogliari van Cherso (Cres), Veglia (Krk), Arbe (Rab), Ossero (Osor) en Pago (Pag) werden matrozen, en daar zij vanaf hun geboorte met alle vaarwateren in de golf bekend waren, rustten zij op kosten van de republiek schuiten uit, waarmee zij de bandieten, die hen van hun geliefkoosde rotsen verdreven hadden zo- veel mogelijk afbreuk deden en in hun schuilhoeken achtervolgde. >>> pagina 4 |